In Turmi kopen nog extra water in. Daarna rijden we richting het Mago park.
Het eerste deel van de weg gaat vaak over een ongelijke, rotsachtige bodem. In het Mago park is het voornamelijk zand.
In het park bezoeken we een Karo dorp. Het dorp ligt op een hoge, steile oever langs een rivier. Na de onderhandelingen kunnen we het dorp in om foto's te maken. De Karo stam is de meest bedreigde stam in de lager Omo vallei. Ze bestaat nog maar uit ca. 1500 mensen. Het was vroeger een pastoraal volk, maar ziektes hebben het grootste deel van hun gedood. Nu houden ze zich ook bezig met landbouw. Ze zijn goed in body painting, waarbij ook veel kalk wordt gebruikt.
De vrouwen hebben veelal een spijker door hun kin.
Na het dorp gaan we langs een helling omlaag. De weg (als het zo nog te noemen is) gaat door kurkdroog, rul zand. Een jongetje wijst ons de weg. Later mag hij in de voorste auto zitten. We rijden tussen de struiken en bomen door. De weg verandert hier continue, afhankelijk van de omstandigheden. Het zand stroomt soms van dak, langs de ramen omlaag. Een raampje open maken hoef je hier niet. Een keer haalt de voorste auto de bovenkant van de helling niet door het vele losse zand, ondanks de vierwielaandrijving. Hij rijdt een stukje terug en gaat op een andere plek omhoog.
Al voor het middaguur stoppen we op de weg langs een boom om te lunchen. Dit is de laatste plek met schaduw voordat we aankomen op de overnachtingsplek. De auto's hoeven niet aan de kant gezet worden, want er komt toch niemand langs hier.
Na de lunch gaat het verder in een meer open gebied. Het is erg heet vandaag. Het laagste punt van het Mago park ligt op 450 meter. Temperaturen kunnen tot 41 graden oplopen en zo voelt het in de auto ook aan. Het water in de veldfles is niet lauw, maar echt warm.
Ik zit 's middags vooraan in de auto. Omdat de zon door de open raam schijnt slaag ik
er in mijn rechterknie te verbranden. De rijwind voelt aan alsof er een hete fohn de
auto inblaast.
Het landschap is redelijk afwisselend vandaag. De hoge termietenheuvels zien eruit als
schoorstenen tussen de bomen. Op het laatste stuk zien we veel olifantenstront op de
weg liggen. De dieren zelf zijn nergens te bekennen.
Vroeger dan verwacht komen we bij de camping aan (15:20). We zetten de tenten op in de schaduw van de bomen neer. Een riviertje stroomt langs de kampeerplek. Na een cola ga ik badderen in de rivier. Een klein stukje verder is een kleine stroomversnelling. Hier kun je heerlijk liggen in het water. Wel zitten hier veel tseetsee vliegen, zodat je vooral in het water moet liggen.
Als ik het terug kom bij de tenten is de drank in de rivier gezet om de ergste warmte er uit te halen. Bij de bomen achter de tenten lopen 's avonds een paar bavianen rond.
Als de zon onder is gegaan is het nog steeds boven de 30 graden. De ingehuurde kok heeft spaghetti voor ons gemaakt. Een grote wandelende tak zat bij de tent van Dick en Rob. Tijdens het eten is er nog een klein wandelend takje. Boven ons is een vuurvliegje te zien.
Om 21:15 ga ik naar de tent en probeer te slapen. Dit valt niet mee in de hete tent. Een
slaapzak is hier niet nodig, een lakenzak is meer dan genoeg bij deze warmte.